Onweer ontstaat door verschil in elektrische lading tussen delen van een buien wolk, of tussen twee wolken of tussen een wolk en de aarde. In een wolk zitten onderkoelde druppels. Op het moment dat deze tegen een ijskristal botsen, bevriezen ze. Dat begint aan de buitenkant.
Zoals warmte nodig is om ijs te laten smelten, komt er warmte vrij als water bevriest. De warmte die vrijkomt wanneer de buitenkant van de druppel bevriest, wordt door het binnenste deel van de druppel opgenomen. Hierdoor blijft de binnenkant vloeibaar en ook warmer dan de bevroren buitenkant. Door dit temperatuurverschil komt er een klein elektrisch stroompje van buiten naar binnen op gang, de zogenoemde thermo-elektriciteit.
De bevroren buiten kant wordt positief, het vloeibare binnenste negatief. Geleidelijk zet de bevriezing van buiten naar binnen door. Nu zet water uit als het bevriest. Doordat de bevroren buitenkant van de druppel uitzet, wordt de druk binnenin enorm groot. Zo groot dat de druppel uit elkaar spat in kleine ijssplinters en een vloeibare kern. De lichte ijssplinters zijn positief geladen, de zwaardere vloeibare kern, een onderkoeld druppeltje, negatief.
De lichte splinters drijven met een opwaartse stroming naar boven, de zwaardere druppel zakt naar beneden. Omdat het hier om miljarden en miljarden splinters en druppels gaat, wordt de wolk bovenin sterk positief geladen en onderin negatief. Een elektrische stroom wordt opgewekt door een spanningsverschil, tussen positief en negatief, nu aan die voorwaarde is voldaan kan er een stroom gaan lopen. Er ontstaat bliksem
Je kunt de afstand van onweer berekenen via deze website